Al worden er per dag alleen al in Nederland bijna vijfhonderd kinderen geboren, een geboorte blijft toch altijd heel bijzonder. Voor veel ouders is het dopen van hun kind verbonden aan gevoelens van dankbaarheid voor het wonder van het leven dat hen is toevertrouwd, gekoppeld aan gevoelens van zorg en verantwoordelijkheid. Juist vanuit deze gevoelens willen ouders die hun kinderen laten dopen graag hardop uitspreken dat ze goede ouders voor hun kind willen zijn. Daarnaast willen ze toezeggen dat ze hun kind iets zullen vertellen over wat henzelf raakt in de verhalen uit de Bijbel en wat hen beweegt als mens onderweg in geloof.
Het grootste geschenk dat je je kind kunt geven is misschien wel het vertrouwen dat je er zijn mag, dat er mensen zijn die van je houden. Dat jouw bestaan niet een toevallige samenloop van omstandigheden is, maar geworteld in de liefde van de mensen dichtbij je en in de liefde van God.
Tijdens doopdiensten beantwoorden ouders vaak een of enkele vragen die door de voorganger worden gesteld. Dat is overigens geen voorwaarde om te dopen. De wens van de ouders om het kind te laten dopen en de instemming daarvan door de kerkenraad is voldoende. Gods liefde gaat vooraf aan het geloof van mensen. Daarom worden in sommige kerken de doopvragen na de doopbediening gesteld.
Ouders zijn vaak verschillend opgevoed in het geloof. Dat hoeft geen belemmering te zijn om een kind toch te laten dopen. Het is voldoende als één van de beide ouders lid is van de kerk en als de beide ouders zich erin kunnen vinden dat hun kind wordt gedoopt.
In de Vierplek is het gebruikelijk samen met de ouders na te denken over de vragen waarop zij tijdens de doopdienst antwoord willen geven. Het kan ook zo zijn dat een gelovige en een niet-gelovige ouder samen hun kind laten dopen. Dan kan de ene ouder bijvoorbeeld beloven het kind vertrouwd te maken met de Bijbelse verhalen, en de andere om de andere ouder ruimte te geven of te steunen in de geloofsopvoeding. Het is belangrijk dat ouders beloven wat ze op dat moment van harte kunnen en willen beloven. Samen met de predikant komen we daar altijd uit.
De doop wordt meestal gecombineerd met een zegen. Dat betekent dat in woord en/of gebaar de hoop en het vertrouwen wordt geuit dat God erbij zal zijn in het leven van het kind en het gezin. Als teken van Gods nabijheid wordt er soms olie of zalf op het voorhoofd van de dopeling aangebracht. In de Vierplek spreekt de voorganger de volgende woorden van zegen uit:
Soms zeggen doopouders tijdens de doopviering iets persoonlijks over of tegen hun kind, bijvoorbeeld hoe dankbaar ze zijn voor het kind. Ze verwoorden hoe zij er voor hun kind willen zijn en wat ze voor hem of haar hopen in hun leven.
Aan de ene kant kun je zeggen dat de (kinder)doop de verbondenheid met de (familie)traditie onderstreept. Aan de andere kant is de doop juist ook een teken dat de bloedband en de individuele familiewaarden relativeert. Met de doop wordt immers duidelijk dat je voor alles kind van God bent en deel uitmaakt van de grotere gemeenschap van Christenen wereldwijd. Het kan ook zijn dat iemand zich (op latere leeftijd) laat dopen tegen de traditie van de familie in.
In de Bijbel worden kinderen als een geschenk ervaren. In Psalm 127: 3 bijvoorbeeld en in Jesaja 44: 24.
Een mooi verhaal voor kinderen over hoe Jezus kinderen zegent is het verhaal uit Lucas 18: 15-17.
Een misschien wat lastiger maar wel mooie gedeelte waarin het gaat over het oude leven afleggen en een nieuw leven beginnen is Kolossenzen 3: 5-15