De symboliek van licht en duisternis is in alle religies aanwezig. Ouders hopen dat hun kinderen vooral veel licht in hun leven zullen ervaren en dat ze voor anderen ook een lichtje mogen zijn. Dopen is symbolisch de beweging van donker naar licht, van leven door de duisternis en zelfs door de dood heen. Wie gedoopt wordt mag ervaren dat licht en leven sterker zijn dan duisternis en dood.
Kaarsen aansteken en licht delen is voor christenen een betekenisvol ritueel. Maar ook mensen die niet veel met kerk of geloof hebben steken graag een kaars aan in een kerk en denken daarbij bijvoorbeeld aan iemand die overleden is of het moeilijk heeft. Een kaars geeft licht en warmte door zelf minder te worden en als je licht deelt wordt het niet minder maar meer.
In veel kerken krijgen dopelingen bij hun doop een doopkaars. Meestal staat daar een afbeelding op van een kruis of een duif. De duif komt in de Bijbel meerdere keren voor. In het verhaal over Noach bijvoorbeeld, als de ark na de grote vloed weer vaste grond vindt en Noach een duif laat uitvliegen om te zien of er al leven mogelijk is (Genesis 8:6-11). Wanneer Jezus door Johannes de Doper wordt gedoopt komt er ook een duif bij hem. (Mat. 3:13-17) De duif is hier symbool voor de aanwezigheid van de Heilige Geest. Het kruis dat je op veel doopkaarsen ziet verwijst naar het einde van Jezus’ leven, dat voor christenen ook een nieuw begin is, omdat juist dan duidelijk wordt dat Gods liefde blijft, zelfs door de dood heen.
De doopkaars wordt na de doop aangestoken aan de Paaskaars. Dat is de grote kaars die in de meeste kerken altijd brandt. Het licht van de Paaskaars is teken van het geloof dat uiteindelijk licht sterker is dan de duisternis en leven sterker dan de dood. Dat licht wordt bij de doop symbolisch gedeeld met de dopeling via de doopkaars die het licht verder mag dragen in zijn of haar leven.
De woorden die in de Vierplek worden uitgesproken bij het aansteken van de kaars zijn:
De doopkaars wordt aangestoken door de dopeling zelf, de ouders, een broer of zus of iemand van de kerkelijke gemeente. Na afloop van de dienst krijgt de dopeling de kaars mee. Je zou de kaars op de verjaardag even aan kunnen steken, of op de doopdag.
Je kunt tijdens de doopdienst van een kind ook de doopkaarsen van de ouders in de kerk neerzetten en aansteken. De doop heeft immers ook te maken met het verlangen van ouders om hun kinderen vertrouwd te maken met de christelijke traditie en de Bijbelse verhalen die van generatie op generatie worden doorgegeven.
De eerste verzen van het eerste Bijbelboek, Genesis, gaan het over licht. In de duisternis en woeste leegte zegt God ‘licht’ en het wordt licht (Genesis 1: 1-5).
Van God wordt in de Bijbel gezegd dat hijzelf ‘licht’ is, bijvoorbeeld in Psalm 27 en Psalm 104.
Ook Jezus wordt met licht in verband gebracht, bijvoorbeeld in Johannes 1:4-9 en 8:12.
In de Bijbel worden de volgelingen van Jezus ook wel kinderen van het licht genoemd (I Tess. 5).