Hart

Lange tijd waren kerkgebouwen gezichtsbepalend in dorp en stad. Dat is langzaam aan het veranderen. Maar nog steeds vinden de meeste mensen dat jammer, ook als ze zelf geen kerkdiensten bezoeken. De kerk wordt ervaren als een belangrijke plaats van rust en stilte, een ruimte waar je even tot jezelf en/of tot God kunt komen. Een plek waar mensen inspiratie zoeken en gemeenschap ervaren. Veel mensen weten de kerk als gebouw nog te vinden bij vreugde of verdriet en steken graag een kaarsje aan in een kerk waar ook ter wereld.

Wie met een jong kind een kerk binnen gaat kan ontdekken dat het kind daar ineens stil wordt, verwonderd om zich heen kijkt en misschien nog wel meer dan jijzelf iets voelt van ‘het heilige’ dat in veel kerken aanwezig is.

In een oud kerkgebouw voel je als het ware hoe daar al eeuwenlang mensen gezocht hebben naar verbinding met God en met elkaar. In een lied uit het Nieuwe Liedboek van de Protestantse kerk staat de zin: ‘waar nog de wolk gebeden hangt van wie zijn voorgegaan’. Ook in nieuwe kerkgebouwen kan een speciale sfeer worden opgeroepen door de rust, de inrichting en het besef dat dit een unieke plaats is waar mensen uit vrije wil samen komen om te ervaren wat het leven van alledag overstijgt.

Hoofd

Dopen gebeurt meestal in een kerkgebouw, maar dat is niet noodzakelijk.

Johannes de Doper, die volgens de Bijbel is begonnen met dopen nog voordat Jezus met zijn publieke optredens begon, doopte bij de rivier de Jordaan. Pas in de derde eeuw werden er kerken gebouwd. Tot die tijd kwamen de volgelingen van Jezus op andere locaties bij elkaar.

Dopen kan dus overal, maar kan extra betekenis krijgen in een gebouw waar mensen – vaak al lange tijd – bij elkaar komen om hun geloof en twijfel te delen, en inspiratie en verdieping te zoeken.

Dopen in het midden van de gemeenschap helpt de dopeling en de ouders ervaren dat ze er niet alleen voor staan. De gemeente staat niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk om hen heen tijdens en na de doop. In veel Protestantse kerken belooft de gemeente dan ook hardop tijdens de doopdienst dat ze dat zullen doen. In de meeste Rooms Katholieke parochies zijn het de doopgetuigen die die rol vervullen. Daar kan ook op een doordeweekse dag met familie en vrienden van de dopeling en het gezin worden gedoopt.

Wie wordt gedoopt wordt in principe ingeschreven in het register van de kerk. ‘Dooplid’ word je dan. Je doop blijft je hele leven geldig. Later kies je zelf of je lid wilt blijven van de kerk waarin je bent gedoopt; lid wilt worden van een andere kerk, of helemaal niet meer bij een kerkgemeenschap wilt horen. Maar de doop valt niet samen met een administratieve handeling. Iemand die is gedoopt wordt opgenomen in de gemeenschap van Christus, ook als hij of zij daar niets mee doet. Als je gedoopt bent en je later hebt laten uitschrijven uit het kerkelijke register en je wilt daarna toch weer als lid worden ingeschreven, hoef je dus niet opnieuw gedoopt te worden.

De meeste kerken erkennen elkaars doop. Als je bijvoorbeeld Protestants bent gedoopt en later Rooms Katholiek wilt worden of andersom, hoef je niet opnieuw gedoopt te worden.

In de Protestantse kerk is het de gewoonte om tijdens de kerkdienst op zondagmorgen te dopen. Maar het kan bijvoorbeeld ook in de Paasnachtdienst, wat eeuwenlang gebruik was.

Handen

Met je kind kun je:

  • laten zien in welke kerk het is gedoopt/wordt gedoopt
  • een keer naar de kerk gaan om te ervaren hoe het in een kerkdienst toegaat. In veel kerken is er tijdens de kerkdienst oppas voor jonge kinderen en voor kinderen vanaf vier jaar de mogelijkheid om tijdens een deel van de dienst in een andere ruimte van het kerkgebouw naar een kinderverhaal te luisteren.
  • een gesprekje voeren over hoe een kerk eruit ziet, wie daar komen, wie de dominee is of de pastoor en welke dingen er in de kerk te zien zijn.
  • praten over dat ‘de kerk’ niet alleen een gebouw is maar vooral een gemeenschap van mensen die Jezus willen volgen.

Passende Bijbelteksten

‘De kerk’ als gebouw vinden we als zodanig niet in de Bijbel beschreven. Maar in de Bijbel is er wel sprake van plaatsen waar mensen samenkomen om elkaar te ontmoeten en God te zoeken. Dat was eerst een tent – de tabernakel genoemd - toen het volk Israël door de woestijn trok. In Exodus 26 kun je lezen hoe die was gemaakt. Later werd er door koning Saul een tempel gebouwd in Jeruzalem, zoals beschreven in I Samuel 3, 5 en 6. In de eerste eeuw voor Christus ontstaan de eerste synagogen binnen Israël. De tempel was vooral een plaats waar priesters offers brachten voor God. In de synagoge kwamen mensen samen om uit de heilige Boeken te lezen en te bidden.

Een mooi verhaal over waar het in een kerk wel of niet over gaat is het verhaal van de ‘tempelreiniging’ (Marcus 11:15-18). Hierin wordt duidelijk dat het in ‘de kerk’ niet moet gaan over geld verdienen, maar over God dienen.

In het Nieuwe Testament wordt verteld dat Jezus ook in de synagogen kwam om daar te bidden en mensen onderwijs te geven. Dat staat bijvoorbeeld in Marcus 6 en Matteus 9. Ook de eerste volgelingen van jezus kwamen samen in de synagogen (Handelingen 18 bijvoorbeeld)

Voor wat oudere kinderen is het verhaal over Hanna die in de tempel tot God bidt om een kindje ook geschikt (1 Samuel 1).

In I Kor. 12 staat een mooi verhaal waarin de gemeente wordt vergeleken met het lichaam van Christus. Daarin is niemand belangrijker dan een ander, elk heeft een eigen taak.